Een van de belangrijkste verkoopargumenten van geldmarkt-ETFs is, dat ze beleggers de mogelijkheid bieden om contanten tegen een zeer lage prijs om te zetten in een aandelenpositie, zonder een significant risico te lopen. Bij een geldmarktfonds is kapitaalbehoud per definitie belangrijker dan rendement. In het beste geval streeft zo'n fonds naar een marginaal betere geldende geldmarktrente. De relatief lage kosten van ETFs ten opzichte van traditionele geldmarktfondsen zouden dan ook interessant moeten zijn voor beleggers die op zoek zijn naar een flexibel instrument om het geld dat ze niet meteen nodig hebben, te laten renderen, vooral voor korte beleggingstermijnen.
Volgens gegevens van Morningstar bevindt de standaard jaarlijkse beheervergoeding van een geldmarkt-ETF uit de eurozone zich aan het bovenste uiteinde van een bereik van 0,05-0,15 procent, wat gunstig is in vergelijking met de vergoedingen die in rekening worden gebracht door zo'n 70 procent van de grootste traditionele geldmarktfondsen met veranderlijk kapitaal uit de eurozone, die variëren van 0,02 procent tot 1,10 procent.
Maar ondanks het relatieve voordeel van de kosten en de flexibiliteit van ETFs die in real-time op de beurs kunnen worden verhandeld, vormt het marktaandeel van Europese geldmarkt-ETFs nog steeds maar een uiterst geringe fractie van dat van traditionele fondsen. Geldmarkt-ETFs zijn relatieve nieuwkomers in het landschap van de Europese ETFs. Zo werd het eerste aanbod in de eurozone (db x-trackers II Eonia 1C) pas in juni 2007 geïntroduceerd. Dat is inderdaad nog niet zo lang geleden, zeker als we vergelijken met de reeds lang bestaande traditionele fondsen, waarvan sommige dateren van het midden tot het einde van de jaren tachtig.
Op het moment van dit artikel zijn er bijna 20 geldmarkt-ETFs uit de eurozone, waarvan de twee grootste (db x-trackers II Eonia en Lyxor ETF Euro Cash) een beheerd vermogen hebben van zo'n 1,2 tot 1,3 miljard euro. Deze cijfers verbleken in vergelijking met de meer dan 3.300 gemeenschappelijke geldmarktfondsen met veranderlijk kapitaal uit de eurozone, waarvan de grootste 100 meer vermogen in beheer hebben dan de populairste ETF's. In het Verenigd Koninkrijk kan het aantal bestaande geldmarkt-ETFs nog het best worden omschreven als exemplarisch. De ontwikkeling van geldmarkt-ETFs kan grotendeels worden verklaard door hun relatief korte bestaan en door het beperkte aantal ETF-providers. Er zijn echter mogelijk ook structurele oorzaken, ontstaan door de manier waarop de meeste geldmarkt-ETFs worden samengesteld (opmerking: we richten ons op de eurozone), die zich in de afgelopen twee jaar hebben vertaald in een relatief onbevredigend resultaat en die uiteindelijk de ontwikkeling van geldmarkt-ETFs hebben ondermijnd.
Er is geen uniforme definitie van wat de essentie van de geldmarkt het best vertegenwoordigt, maar de meeste geldmarkt-ETFs uit de eurozone opteren ervoor het rendement te imiteren van een voortschrijdende deposito die dagelijks wordt belegd tegen de Eonia (d.w.z. de referentierente voor daggeldtransacties in euro berekend als een gewogen gemiddelde van alle eendaagse niet-zekergestelde leentransacties die in het banksysteem worden verricht). In het verleden volgde de Eonia de belangrijkste herfinancieringsrente van de ECB, maar sinds het begin van de financiële crisis volgt ze de veel lagere depositorente, die momenteel 0,25 procent bedraagt. Dit was het directe gevolg van de inspanningen van de ECB om liquiditeit te blijven verschaffen om het interbancaire systeem draaiende te houden.
Aangezien particuliere banken bijzonder terughoudend waren om aan elkaar te lenen, krijgt de ECB nu een groot deel van het geldoverschot terug via haar depositofaciliteit, waardoor ook de Eonia omlaag geforceerd wordt om de depositorente van de ECB te volgen. De spread tussen de Eonia en de depositorente van de ECB is aanzienlijk kleiner geworden: van een gemiddelde vóór de crisis van circa 105 basispunten tot amper 10 basispunten in de tweede helft van 2009 en de eerste helft van 2010. De rendementen van geldmarkt-ETFs die de Eonia volgen, hebben uiteraard dezelfde weg afgelegd, waardoor ze meteen financieel oninteressant werden voor het omzetten van cashposities in vergelijking met de alternatieven, al dan niet ETFs, met een soortgelijk laag risiconiveau maar met een rendement in de buurt van of hoger dan de herfinancieringsrente van de ECB.
Als geldmarkt-ETFs ernstig willen meedingen naar een plaats in het universum van de instrumenten om liquide middelen om te zetten in effecten, dan moet de geldmarkt opnieuw zijn dynamiek van vóór de crisis bereiken. De afgelopen maanden waren er enkele bemoedigende, zij het voorzichtige tekenen van verbetering. De Eonia was volatieler en klimt voorzichtig hoger sinds in juli de laatste herfinancieringstransactie op 12 maanden van de ECB werd afgewikkeld. Deze stijging werd echter ook in de hand gewerkt doordat particuliere banken in mindere mate een beroep doen op de depositofaciliteit van de ECB. Als gevolg daarvan is de spread tussen de Eonia en de depositorente van de ECB gestegen tot 20 basispunten in het derde kwartaal van 2010, en tot 44 basispunten in oktober.
In principe wijst dit erop dat de financiële markten mogelijk al rekening houden met de volledige stopzetting van de buitengewone liquiditeitsverschaffingsmaatregelen van de ECB, wat verdere opwaartse druk op de Eonia zou uitoefenen, hetgeen vervolgens zou leiden tot hogere rendementen voor geldmarkt-ETFs uit de eurozone. In deze fase blijven de markten dit echter zien als een vooruitzicht voor de lange termijn. Na de beleidsvergadering van de ECB op 4 november bleek dat de Eonia pas eind 2011 het niveau van 1,00 procent zou bereiken. De ECB heeft het misschien wel gehad met wat zij als 'verslaafde banken' omschrijft, maar de weg naar een normalisatie van de geldmarkten blijft bezaaid met hindernissen (bijvoorbeeld een nieuwe periode van staatsschuldencrisis) die de vooruitgang makkelijk kunnen belemmeren.