Hoe lang mag tijdelijke out- of underperformance duren?

Een beleggingsfonds dat zijn benchmark over een lange periode van bijvoorbeeld 15 jaar verslaat, kan binnen die periode best meerdere jaren van underperformance meemaken. Het omgekeerde geldt ook. Morningstar onderzoekt hoe lang tijdelijke out- of underperformance kan duren voordat die het overall resultaat aantast.

Robert van den Oever 04 april, 2018 | 11:46
Facebook Twitter LinkedIn

Om te bepalen of het fonds zijn benchmark heeft weten te verslaan, vergelijkt de belegger het rendement van een actief beheerd fonds met dat van zijn benchmark. Dat lijkt eenvoudig, maar het wordt ingewikkeld door een verborgen effect.

Verslaan of achterblijven
Want als een een fonds over een periode van zeg bijvoorbeeld 15 jaar zijn benchmark verslaat, dan kan er binnen die periode sprake zijn van momenten van underperformance. En die kunnen best langdurig zijn, ook als het rendement over de totale periode hoger is dan dat van de benchmark. Maar beleggers die alleen naar die momenten van underperformance kijken, missen het rendement over de gehele periode.

Het tegenovergestelde kan ook gebeuren: een fonds dat over 15 jaar achterblijft bij zijn benchmark, kan in die periode best tijden van outperformance hebben gekend, soms zelfs enkele jaren lang. Dat kan beleggers aantrekken, maar die zullen vervolgens teleurgesteld raken door de underperformance over de volledige periode.

Hoe lang mag het duren?
De meeste relatieve-rendementsmaatstaven, zoals alfa, bèta en information ratio, nemen de analyseperiode als gegeven, meestal drie of vijf jaar. Voor zover wij weten, is nooit systematisch geanalyseerd hoe lang beleggers een periode van lager rendement moeten doorstaan in afwachting van het moment dat een fonds uiteindelijk zijn benchmark weet te overtreffen.

Met andere woorden: hoe lang mag een fondsbeheerder, die door zijn deskundigheid in staat moet zijn om de benchmark over een bepaalde periode te verslaan, een lager rendement halen?

Ook het tegenovergestelde is niet geanalyseerd, dat wil zeggen, hoe lang een periode van outperformance kan blijven duren voordat een fonds uiteindelijk eindigt met een lager rendement dan zijn benchmark over de volledige periode.

Kortom, 'goede' fondsen kennen periodes dat het slecht gaat en omgekeerd hebben 'slechte' fondsen periodes dat het goed gaat.

Twee nieuwe maatstaven
Om meer licht op dit probleem te werpen, introduceren we twee nieuwe maatstaven: de Longest Lower Profitability Period (LUP - Longest Underperformance Period), ofwel langste onderpresterende periode en de Longer Higher Performance Period (LOP - Longest Outperformance Period), ofwel de lange overpresterende periode. Let wel: dat deze twee maatstaven worden gemeten in tijdseenheid en niet in rendement, en ze meten evenmin waarschijnlijkheden.

De uitkomsten van het onderzoek tonen aan dat ongeveer tweederde van de wereldwijde aandelenfondsen, om precies te zijn 3.790 van de 5.500 fondsen, over een periode van 15 jaar tijd (2003 tot en met 2017) een hoger bruto rendement halen dan hun benchmark. Maar de resultaten geven tegelijk ook aan dat beleggers in deze 3.790 fondsen gemiddeld tussen 9 en 11 jaar met slechte rendementen hebben moeten uitzitten.

Aan de andere kant, als we de 1.710 fondsen analyseren die over 15 jaar op een lager rendement dan hun benchmark uitkwamen, dan blijkt dat zij gedurende een periode van 11 tot 12 jaar juist boven hun benchmark uitstaken.

Wilt u meer weten? De volledige studie kunt u hier downloaden: 

- How Long Can a Good Fund Underperform Its Benchmark?

 

Lees meer:

- Fund flows over februari zakken in door plotse risico-aversie

- Deze fondsen zijn belegd in wapenindustrie, maar hoe lang nog?

Facebook Twitter LinkedIn

Over de auteur

Robert van den Oever  Robert van den Oever is research editor bij Morningstar in Amsterdam

© Copyright 2024 Morningstar, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Voorwaarden        Privacybeleid        Cookie Settings        Beleidsdocumenten